Voorheen stuurde ik mijn oma altijd postkaarten. Ooit geboren uit iets dat je gewoonweg deed, toen een postkaart sturen de normaalste zaak van de wereld was. Een van de gelukkigen die ik altijd een kaart stuurde was mijn oma. Als een soort van vertier voor haar. Een spring in de lucht momentje in haar verzorgingstehuis leven. Het waren niet echt de standaard ‘Het is leuk en gezellig, groeten van Mark’-kaartjes maar meestal een openhartig relaas over een onderdeeltje wat me ter plekke aansprak. Regelmatig was het wellicht ruw en onbeschoft maar altijd met een knipoog. Ik vond dat mijn oma dat wel kon hebben. Ze heeft er nooit over geklaagt. In tegendeel.
Op een gegeven moment hoorde ik van mijn ouders dat ze in het verzorgingstehuis waar oma woonde een dagelijks voorlees uurtje hadden voor de bewoners.
Aangezien mijn oma mijn gepriegel schijnbaar niet kon ontcijferen nam ze de kaartjes maar mee naar dit uurtje waar ze overluid werden voorgelezen tot vermaak van alle aanwezigen. Ietwat pijnlijk maar het gaf me ook een zelfgenoegzaam kriebeltje. Oma heeft na 103,5 jaar de benen genomen. Deze kaartjes zijn als eerbetoon aan haar.
Nog een kleine voetnoot. Omdat ik het schrijven van de kaartjes aan mijn oma mis wilde ik er graag weer iets mee doen. Een postkaart is klein en beknopt, makkelijk te vullen. Een postkaart moet wel aan iemand geschreven worden, ik dacht in eerste instantie ik schrijf ze aan mijn ouders maar het voelt toch alsof dit mijn oma moet zijn. Ze is mijn postkaarten muze. Dus kaartjes aan oma.